Notities voor de haptonomie en de bewegingswetenschappen bij ‘Samen’ van Richard Sennett
Leestijd ruim 11 minuten
We werken samen met anderen om gedaan te krijgen wat we zelf niet kunnen doen. Samenwerken kunnen we niet routinematig doen terwijl die samenwerking toch in ons verankerd is. Zo is samenwerken een kwaliteit die ontwikkeld kan worden. Daarmee is het samenwerkingsproces een ambacht. In deze bijdrage aan het Kennisweb haptonomie wordt de geschiedenis van het samenwerken geschetst en worden bouwstenen ervoor benoemd.
Een balans tussen coöperatie en concurrentie
Samenwerking in de natuur ontstaat omdat de soorten domweg niet alleen kunnen overleven. En omdat de omgeving steeds verandert is een flexibele arbeidsverdeling nodig. Tussen coöperatie en concurrentie in het gedrag moet steeds een balans worden gezocht waarbij de stand van zaken in onze omgeving vooraf gaat aan de (genetische) bepaling van dat gedrag.
Emotionele noodstop kantelt samenwerking
Baby’s en jonge kinderen doen met samenwerken rijke ervaringen op. Klaarblijkelijk stagneert de ontwikkeling van samenwerken en wordt er daarbij vanuit een gevoelde ongelijkheid tot een ander een soort noodstop gemaakt. De gevoelde ongelijkheid kan van buiten komen en blijven of alleen in het kind zelf worden gevoeld.
Kenmerkend voor samenwerking in de volwassen wereld is dat die formeel en informeel kan verlopen. Het is een transactie waarvan deelnemers eraan kunnen profiteren. Samenwerking staat op een gespannen voet met samenspanning die teruggrijpt op tribalisme waarmee een verschil ontstaat tussen ‘wij en zij’.
Dialectische en dialogische conversaties
Communicatie in een samenwerking verloopt in dialectische en dialogische conversaties. In dialectische conversatie wordt vanuit een tegenstelling gekomen tot een synthese waarmee over iets een gemeenschappelijk begrip ontstaat. Een gemeenschappelijk begrip wordt niet geduid in een dialogische conversatie maar in die uitwisseling wordt wederzijds begrip wel vergroot. De samenleving vandaag de dag gaat veelal uit van dialectische conversatie zoals via internet. Die vorm van conversatie laat minder ruimte voor de mens en zijn of haar experiment dan de dialogische conversatievorm.
Dialogische conversatie opent weg naar experimenteren
Voor een dialogische conversatie zijn specifieke vaardigheden nodig die uitgaan van aandacht en responsiviteit naar anderen. Oefenen ermee in een solitaire ervaring en repeteren ermee in een collectieve ervaring maken daarvan deel uit. Zo kunnen ervaringen een onderdeel worden van de reflectieve zelfkritiek waarmee samenwerken mogelijk kan worden.
De dialogische uitwisseling verloopt gedifferentieerd. Iedere deelnemer bakent een territorium af en ‘grensgevallen’ in de territoria kunnen zich voordoen in de binnen- en buitenwereld van de deelnemers. Het onderling benoemen van de verschillen neutraliseert negatieve vergelijkingen en verbeteren zo de samenwerking.
De dialogische conversatie heeft zich ontwikkeld vanaf de zestiende eeuw. In de conversatie wordt de mens bevestigd in het vertrouwen op eigen ervaring. Vandaar dat die conversatie toen door het christendom werd gevreesd. Openlijke dialogische conversatie was het gevolg van de drang tot experimenteren met nieuwe dingen.
Inzitten lichaam bevordert dialogisch sociaal gedrag
Dialogisch sociaal gedrag kan door lichamelijk werken worden geleerd. De connectie tussen het lichaam en het sociale deel van mensen wordt aangeduid met de term belichaming of ‘embodiment’. Die krijgt vorm door ritmisch lichamelijk werk dat gekoppeld is aan ritueel en aan fysieke gebaren waarmee informele relaties zich kunnen ontwikkelen. Ook wordt in belichaming omgegaan met lichamelijke weerstand die uitdaagt om sociale weerstand en verschillen te lijf te gaan. Daarbij is een minimum van agressie (of assertiviteit) nodig zodat we ons openstellen voor anderen en verbinding ontstaat.
Dialogische conversatie is diplomatiek
Met alledaagse diplomatie wordt dialogische conversatie in de praktijk gebracht. De diplomatie behelst een soort conflictmanagement. Zo kunnen we leren omgaan met anderen die we niet begrijpen, met wie we niks samen zouden hebben of met diegenen met wie we conflict voelen. Als tegenstellingen aan de oppervlakte komen kunnen mensen opnieuw tot elkaar geraken waarmee samenwerking beter verloopt.
In samenwerking spelen sympathie en empathie rol. Sympathie overbrugt verschillen tussen mensen terwijl empathie aandacht besteedt aan de ander op zijn of haar voorwaarden. Sympathie activeert eigen ego terwijl ‘het ik’ bij empathie uit zichzelf treedt. Een zekere voorzichtigheid door indirectheid geeft in samenwerking ruimte.
Aan empathie grenst socialiteit. Het gaat daarbij om het vermogen om in lastige situaties zelfverzekerd te kunnen handelen op een manier als in diplomatie. Daarin bestaat openheid ten opzichte van wat de ander zegt zonder dat er direct gereageerd wordt. Socialiteit houdt wederzijds bewustzijn van de ander in maar is geen gemeenschappelijk handelen. Daarmee staat socialiteit tegenover solidariteit.
De gevulde ruimte van de samenwerking
De ruimte waarin we samenwerken en die in de filosofe aangeduid wordt met ‘polis’ bestaat niet uit mensen van dezelfde soort. Menselijk handelen zal binnen die soort bij gebrek aan gedragsalternatieven niet tot stand komen. Omdat er verschillende soorten mensen bestaan zijn wij verplicht na te denken over hoe we met anderen en met onze loyaliteiten omgaan. Met dit nadenken voorkomen we dat we terechtkomen in tribalisme waarin we denken te weten hoe anderen zijn zonder ze te kennen.
De werkplaats is een ruimte die zich sinds mensenheugenis richt op duurzame samenwerking waarin door de eeuwen heen allerlei sociale rituelen zijn ontstaan. In onze tijd kan de werkplaats een instituut zijn waarin loyaliteit en profijt op lange termijn en flexibiliteit en openheid op korte termijn worden gecombineerd. In een innovatief laboratorium kan worden geëxperimenteerd en kunnen ontdekkingen gedaan worden.
Gerichtheid op onthulling in de sociale ruimte zorgt dat die met inhoud wordt gevuld. Daarvoor gebruiken we een sociabel masker. Hoewel een masker vaak geassocieerd wordt met bescherming maakt het juist expressie mogelijk om tot samenwerking te komen. Als een oud-cultureel rekwisiet werden door een masker straat en toneel met elkaar verbonden. Zo bezien keert een masker eerder naar buiten dan dat het bescherming biedt.
De civiliserende kracht van rituelen
Rituelen om tot samenwerking te komen zijn van alle tijden en van mensen (en dieren). Omdat ritueel gedrag van buiten onszelf lijkt te komen bevrijdt het mensen van het zelfbewustzijn zoals in de dans. Hoogstens concentreren mensen zich in rituelen op de uitvoering ervan. Ritueel gedrag zorgt ervoor dat coöperatie en concurrentie in balans blijven. Een ritueel is nooit statisch: als we elkaar nu de hand schudden weet niemand meer dat de oude Grieken het gebaar hebben bedacht om te tonen dat de hand geen wapen in zich draagt.
De civiliserende kracht van rituelen heeft te maken met het reguleren van emoties. Een ritueel kan bijvoorbeeld bestaan uit een informeel gesprek los van procedures in een organisatie die voor alle deelnemers als vanzelfsprekend worden aangenomen. Zo kan een verstoring van heersende orde een verbindende werking op de werkplek hebben.
Rituelen die de belichaming ondersteunen kennen bewuste momenten van reflectie. Rituelen verstoren de ervaring niet en kunnen daarmee worden gebruikt om gedrag te leren aanpassen, te kunnen verbeteren of uit te breiden zoals in de haptotherapie gebeuren kan. Fysieke gebaren en ‘gebaren’ met woorden zorgen in dialogische conversatie voor de mogelijkheid dat een informele sociale relatie kan worden gevoeld.
‘De ambassadeurs’ en de grote omwenteling
In de vroegmoderne tijd leidde minder coöperatie en meer concurrentie tot een grote omwenteling waarvan het schilderij ‘De ambassadeurs’ getuigt. De professie van ambassadeur ontstond als een brug tussen concurrentie en coöperatie en de grote omwenteling van de reformatie was er één uit drie: de transformatie van godsdienstige rituelen, het veranderen van productiemethoden en de opkomst van een nieuwe ethiek van sociabiliteit. Op het iconische doek ‘De ambassadeurs’ wordt een zoektocht weergegeven tussen concurrentie en coöperatie.

Hans Holbein de Jonge, ‘De ambassadeurs’ (1533), National Gallery Londen. Als teken van disharmonie mist een snaar van de luit. De doodskop, een symbool voor ijdelheid en verlangen, is alleen van de zijkant te zien dat al het andere op het doek vlak maakt als die van die kant wordt gezien. Deze en meer beelden in het schilderij zijn volgens Richard Sennett aanwijzingen voor de grote omwenteling van de reformatie.
Het moderne ‘oncoöperatieve zelf’
Met het ontstaan van de moderne samenleving ontwikkelde zich een nieuwe persoonlijkheid. Die persoonlijkheid is van iemand die niet kan omgaan met de interactie in de moderne samenleving en zich daarom uit de sociale omgeving terugtrekt. Zo ontstaat een oncoöperatief zelf. Dit zelf bevindt zich in een niemandsland tussen psyche en samenleving en wordt door angst aangestuurd. Als een mens meedoet, ‘een rol speelt’, terwijl die mens zich door twijfel terugtrekt kunnen obsessie, narcisme en zelfgenoegzaamheid ontstaan.
De teruggetrokken persoon heeft, zo haalt Richard Sennett filosoof Alexis de Tocqueville aan, de oorsprong in het individualisme. Omdat zelfgenoegzaamheid in de hand wordt gewerkt gaan individualisme en onverschilligheid hand in hand. Behalve narcisme en obsessie is ook zelfgenoegzaamheid een bom onder verantwoord handelen naar anderen. Mensen die op je lijken worden in je zelfgenoegzaamheid vanzelfsprekend terwijl anderen je niets meer doen.
Literatuur
Richard Sennett, ‘Samen – een pleidooi voor samenwerken en solidariteit’, Meulenhoff, Amsterdam, 2016
Dankzegging
Annotatie
Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Belichaming tot samenwerking’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2019/06/27/belichaming-tot-samenwerking/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (27 juni 2019)