Notities ten behoeve van de bewegingswetenschappen uit ‘God, de dood en de tijd’ van filosoof Emmanuel Levinas, een collegereeks aan Sorbonne uit 1975 en 1976, ingeleid, vertaald en geannoteerd door Constance Quené.

Leestijd ruim 9 minuten

In zijn laatste colleges aan de Sorbonne-universiteit in de jaren zeventig van de vorige eeuw schildert filosoof Emmanuel Levinas de tijd in relatie tot oneindigheid. Mijn even stilstaande tijd kan steeds verstoord worden omdat de ander mij kan dagvaarden. Die dagvaarding leidt ertoe dat mijn zelfbewustzijn ter discussie komt. Het is de emotie ‘dood’, als een zuiver niets, die de beleving bepaalt van de duur van de tijd. Mijn tijd is dan ook mijn ten dode zijn.

Door Leander Tijdhof

De ander stopt mijn tijdverdrijf

De tijd wordt gevormd in een relatie tot de ander. De ander doet immers een beroep op mijn tijd van leven. Door mijn oneindige opdracht tot de ander ontstaat de tijd. Die durende verhouding tot het oneindige vormt ons begrip van de tijd. Die is een afwachten zonder dat er iets is waarop wordt gewacht. De tijd is zo afwachtend als het geduld is en het is als een ondergaan zonder dat het ondergaan aanvaard wordt.

Onze beleving van de duur van de tijd wordt door de dood bepaald. De dood geldt voor Levinas als het punt waaraan geduld wordt ontleend. De dood is wat me overkomt in de dood van de ander. Daarin kan ik vrezen dat het moment voorbijgaat dat ik de ander nog kan antwoorden. Dat de dood voor het antwoordloze staat blijkt wel wanneer de dood mij of de ander kan veranderen in een bewegingsloos masker.

De dood krijgt diepte door emotionele betrekking. De diepte ervan heeft te maken met een zekere onrust te midden van wat ons onbekend is. Het is dan ook in de denkwijze van Levinas niet verwonderlijk dat met de dood van de ander de nabijheid van de naaste scherper uitkomt. Daarmee is de dood geen vernietiging. De dood typeert de filosoof als een vraag waarmee een verhouding tot oneindigheid en het verschijnsel tijd zich kunnen voordoen.

In de tijd en in de dood is het de ander die een einde maakt aan mijn tijdverdrijf. Daaruit moet wel volgen dat die ander mij tot leven wekt. Mijn verhouding tot de tijd lijkt op de verhouding die ik tot hoop heb. Levinas merkt op dat onze verhouding tot de dood in de zijnsleer nimmer scherp beschreven werd en dit komt omdat de zin van onze wereld bestaat uit de verbinding tot anderen.

Oorsprong van tijd is de vraag van de ander

De tijd geldt als een omkering van het ene naar het andere. De omkeer gebeurt in het verloop van de tijd die met oneindigheid voltooid raakt. De omkering naar het andere is als een instaan voor de ander. Het is mijn verantwoordelijkheid voor de ander die mij uniek en onvervangbaar maakt. De betekenis van de tijd heeft te maken met de relatie in het nu tot mijn oneindige opdracht. De oorsprong van de tijd is daarmee niet een ten-dode-zijn maar is de vraag van de ander.

Ons verlangen is gekoppeld aan het vermogen tot het bevatten van iets. Het eendere bevat altijd meer dan het door de ander kan bevatten. Het verlangen tot het bevatten van iets bepaalt ons geduld en daarmee de lengte van de tijd. In dit geduld, in deze oneindigheid, ontstaat de verantwoordelijkheid van de een voor de ander. Het geduld is overigens niet te verwarren met een wachten op iets maar is een passiviteit waarin transcendentie gehuisvest is.

Sterven is een tot staan komen van de beweging waarmee een reductie van iemand zich inzet tot dat wat ontbindbaar is. Er is geen verandering meer van een wezen maar een vernietiging. Sterven is ook een heengaan. We gaan dan van een zijn naar een niet-meer-zijn: een negatie. Een heengaan is bij sterven naar een onbekende bestemming.

Door een stervende ander komt mijn verantwoordelijke ik in het geding. Die situatie is niet alleen het gevolg van identificatie met de ander maar vooral het gevolg van de onzegbare verantwoordelijkheid die ik voor de ander draag. De dood van de ander zet mij als het ware in de schuld omdat ik de ander overleefd heb.

De tijd is een oefening van geduld

Behalve een einde is de dood een vraag. Dit heeft volgens Levinas te maken met de tijd opgevat als een oefening van geduld waarin we een relatie ontwikkelen met het begrip van oneindigheid tot de dood als een raadsel daarop volgt. Die relatie staat in het teken van de eerbied voor dat wat ons onbekend is en die eerbied maakt de dood tot een vraag.

Dat de dood voor Levinas een vraag is heeft te maken met het feit dat de dood een omkering is van ons verschijnen. Ons bestaan in de verschijning is volgens de filosoof niet te karakteriseren vanuit onze verhouding tot de dood. En in onze eigen dood ligt dan ook niet de oorsprong van de tijd omdat door onze dood tijd bestaat waarmee we er kunnen zijn.

Vanuit een voor de ander zijn ontslaat de dood mij uit de dienst voor de ander. De zorg om de dood bepaalt ons mens-zijn. De tijd van de mens wil dan ook zeggen: een ten dode zijn. Na onze dood zet de tijd zich dus niet voort; tenminste niet op de manier zoals de tijd naar de dood toeging.

Onze dood bepaalt de tijd

De dood die wordt opgevat als een zuiver niets is een scherpere opvatting dan de dood die wordt opgevat als een niets van het zijn. In de eerstgenoemde opvatting wordt geraakt aan een thema waaraan in de Europese filosofie domweg nooit is gedacht. Zo gesteld heeft ‘niets’ het westerse denken getrotseerd.

Voor elke transformatie geldt in ons denken een begrippenkader. Voor de dood is zo’n begrippenkader er niet, betoogt Emmanuel Levinas. De dood is immers ongevoelig voor denken terwijl de dood toch onweerlegbaar en onloochenbaar is. In ‘niets’ start dus de irrationaliteit. Zelfs in angst blijkt de dood ongedacht zoals de ervaring van angst niet in staat blijkt te zijn om de angst te denken, vult Levinas aan.

Het niets van de dood overkomt ons. Daarin wordt geen abstractie gemaakt van ons zijn maar van ons als individu een abstractie gemaakt. De dood is vernietiging zonder plaats in de logica. Zo beschouwd kan het proces van vernietiging dat dood is geen schandaal zijn waaraan morele noties toegevoegd kunnen worden.

Angst speelt een rol bij de dood. Die kan te maken hebben met melancholie over een levenswerk dat onvoltooid blijft. Er is angst om ons levenswerk onvoltooid te laten omdat we er steeds de conclusie aan koppelen dat er niet geleefd zou zijn. Op ons onvoltooide levenswerk worden we gedurende ons leven al steeds gewezen in het gezicht van de ander.

De emotie dood geeft inbreuk in of uitbraak uit de tijd

De dood zelf is, zoals onze angst, een emotie. Emoties bestaan om een mens uit evenwicht te brengen. De dood is de emotie die een inbreuk in of een uitbraak uit de tijd veroorzaakt. De tijd vormt de verbinding tot het begrip van oneindigheid. De dood is het die de relatie daarmee afbreekt. De breuk met de oneindigheid houdt in dat ik ontslagen wordt uit de dienst voor de ander. Het is de dood die immers steeds op het gezicht van de ander te zien blijkt als een uitdrukking van het gebod ‘gij zult niet doden’.

Vanuit een bastion van het ‘ik’ wordt er tot op heden in het westerse denken als het ware naarstig naar de ander en het andere gespeurd. Het zijn zien we als de grond van het zijnde, zo geeft Emmanuel Levinas aan. En dat, terwijl het zijn en het zijnde niets gemeen hebben. Van het woord zijn is de werkwoordelijke klank wezenlijk anders dan de zelfstandige klank.

In de westerse traditie bestaat ons denken uit wat het zich stelt. Onze rust draagt elke beweging die wordt gemaakt en weer wordt gestopt. Dit proces geeft een werkwoordelijk ‘zijn’ weer. In dit ‘zijn’ vindt het veelsoortige van het denken steeds plaats. Vanuit die ook zekere onbeweeglijkheid wordt de wereld opgevat als een plek of een plaats. Dat wat wij ons stellen ontleent de zin aan dat wat binnen die wereld is.

Het kunnen stellen houdt noodzakelijk verband met ons kennen. Dit proces houdt een van het ene naar het andere gaan in. Dit benoemt Levinas als transcendentie. Het andere dat daarin onzichtbaar blijft omdat er geen vervulling wordt verwacht daar het niet te bevatten is zorgt ervoor dat er een oneindig verloop van transcendentie is.

Stilstaande tijd steeds verstoord door dagvaarding

Omdat transcendentie oneindig kan verlopen volgt uit het niet kunnen bevatten een obsederende verantwoordelijkheid voor de ander. Die ander valt mij lastig omdat mijn zelfbewustzijn in vraag gesteld wordt. Daardoor leidt mijn ‘er zijn’ tot een gijzelaarschap waarin ik door de ander gedagvaard word.

Processen van dagvaarden zorgen ervoor dat mijn stilstand van tijd steeds verstoord wordt. Na de onrust volgt in het proces van het dagvaarden de rust. Die rust kan worden gezien als een ondergaan van iets. Daarin wordt mijn willen als het ware ingeslikt.

Zoals de ander is God een vreemdeling voor Emmanuel Levinas die in staat is om mij van buitenaf tot de orde te roepen. God huist in onze ethiek en in ons ethisch handelen zit dan ook transcendentie. Het ethische handelen ontspringt aan de onrust die de ander, de vreemdeling, teweeg brengt. Het denken van God houdt een gevoelig zijn voor de ander in waarbij het is als een weet hebben van een opdracht.

Literatuur

Emmanuel Levinas, ‘God, de dood en de tijd – Sorbonne-colleges’, Ambo / Baarn, 1996

Eerdere items

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘De tijd en de ander’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2017/06/02/de-tijd-en-de-ander/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (2 juni 2017).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Zijn voor de ander’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2017/02/08/zijn-voor-de-ander/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (8 februari 2017).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Aanraking als aanzien in zien’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2016/09/01/aanraking-als-aanzien-in-zien/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (1 september 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Wie ik niet ben’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2016/05/30/wie-ik-niet-ben/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (30 mei 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Voordat ik ontluik’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2016/04/19/voordat-ik-ontluik/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (19 april 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Ontwikkeling als communicatie’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2016/03/22/ontwikkeling-als-communicatie/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (22 maart 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘De ander zo dichtbij’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2016/02/21/de-ander-zo-dichtbij/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (21 februari 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Ontvankelijkheid als verantwoordelijkheid’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2016/01/18/ontvankelijkheid-als-verantwoordelijkheid/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (18 januari 2016).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Bekoring van erkenning’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2015/12/21/bekoring-van-erkenning/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (21 december 2015)

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Aanraken uit de leegte’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2015/11/07/aanraken-uit-de-leegte/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (7 november 2015).

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Daar waar spreken stopt’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2015/09/25/daar-waar-spreken-stopt/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (25 september 2015).

France Guwy, ‘Jij die mij aanziet’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2015/08/31/emmanuel-levinas-jij-die-mij-aanziet/, televisieproductie, Hilversum (IKON) 1986.

Annotatie

Drs. Leander P. Tijdhof, ‘De vreemdeling maakt de tijd’, https://haptonomiehaptotherapie.com/2017/08/07/de-vreemdeling-maakt-de-tijd/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (7 augustus 2017).