Notities voor de bewegingswetenschappen bij ‘Autonomie’ van filosofe Beate Rössler
Leestijd ruim 4 minuten
Onze autonomie is geen individueel bepaald vermogen omdat die alleen kan ontstaan in een samenspel met anderen. Daarmee is autonomie niet statisch maar dynamisch en nodigt steeds uit tot leerprocessen. Maar als het wilsvermogen tekortschiet wordt ons kaartenhuis van autonomie ondergraven.
Tussen ons begrip van autonomie en onze alledaagse ervaringen bestaat een spanningsveld. Terwijl we zo’n duidelijk begrip lijken te hebben van autonomie blijft het de vraag hoe het komt dat autonomie zo moeilijk te bereiken is.
We vinden autonomie een groot goed. Het besef van onze vrijheid zorgt ervoor dat we kunnen streven naar verwezenlijking van eigen plannen. Maar met de persoonlijke bepaling van het eigen ‘doen’ stellen we ons ook verantwoordelijk voor het eigen leven.
Zelfbepaling geeft autonomie vorm
Autonomie heeft te maken met zelfbepaling. Daarmee wordt verondersteld dat er een redelijke omgang met en reflectie bestaat op eigen beslissingen. Beslissingen kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met keuzen, doelen en relaties. Kenmerkend is dat die beslissingen autonomie kunnen vergroten en verkleinen.
Van vrijheid is de autonomie een concretisering. Autonomie verwerkelijkt immers een persoonlijk juist begrip van vrijheid. We zijn alleen dan vrij in een keuze als die zelf gekozen kon worden en daarmee bijdraagt tot autonomie. Sociale, culturele en politieke contexten zijn voorwaarden voor onze autonomie.
Autonomie wordt niet individueel bepaald
Autonoom zijn we altijd in samenspel met anderen. Dit maakt dat autonomie geen individueel vermogen kan zijn. Dankzij sociale voorwaarden ontstaan eigenwaarde en zelfvertrouwen. Het spanningsveld tussen het ontstaan van autonomie en de begrenzing ervan wordt geduid met het begrip asymmetrie.
In onze autonomie vragen we ons steeds af of het leven dat we leiden wel het leven is dat wij willen leiden zodat het leven ons eigen leven is. Onderdelen van ons leven kunnen niet autonoom zijn terwijl we als persoon toch autonoom zijn. Voor de constructie van autonomie is behalve wilsvorming een sociale inbedding van belang.
Bewustzijn over denken maakt autonoom
We zijn autonoom als we ervan bewust zijn dat we handelen in een domein van redenen. Die redenen en een besef van verantwoordelijkheid en vrijheid horen bij elkaar. Met de redenen motiveren we ons handelen.
Door wilszwakte kan autonomie worden ondergraven. Wilszwakte houdt in dat niet wordt gedaan wat volgens de eigen overwegingen en afwegingen in een specifieke situatie voor iemand het best is. Omdat wat autonoom werd voorgenomen niet gedaan wordt kunnen berouw en innerlijke conflicten ontstaan.
Autonomie houdt loyaliteit aan eigen projecten in
Tegengesteld aan de wilszwakte leidt het vasthouden aan grondbeginselen tot een beter leven. Voor autonomie of verdere ontwikkeling ervan is de loyaliteit aan eigen projecten belangrijk. Ook het in minder gunstige omstandigheden vasthouden aan eigen projecten kan de autonomie versterken.
Emoties bepalen onze eigen projecten
Behalve denkprocessen zijn gevoelens belangrijk om een zinvol en vervuld leven te realiseren, zo haalt Rössler John Stuart Mill aan. Emoties zijn namelijk in staat levensprojecten dermate eigen te maken dat ze aan een zinvol bestaan kunnen bijdragen.
De zoektocht naar een zinvol bestaan begint pas wanneer een identiteit desintegreert. In die situatie weten we uiteindelijk niet meer wie we zijn en wat we zouden moeten doen.
We kunnen denken dat we autonoom zijn terwijl we dit eigenlijk niet zijn. Handelingen en overtuigingen zijn dan met elkaar in tegenspraak. Dit geeft aan dat we gewoonweg niet autonoom kunnen zijn in alle aspecten van ons leven.
Autonomie behelst een redelijke omgang met ambivalenties
Autonomie kan aangetast worden door ambivalentie. Als iemand niet weet welke wens of overtuiging leidend is in het handelen, dan is iemand ambivalent. Door een tegenstrijdigheid in het wilsvermogen is er dan geen keuze mogelijk. Autonomie heeft dus te maken met een redelijke omgang met ambivalenties die we hebben.
Zelfbepaling door zelfkennis en omgeving
Zonder autonomie hebben we geen zinvol of vervuld leven. Eigen normen en waarden over het leven bepalen de zin en vervulling ervan. Zelfkennis over normen en waarden is een voorwaarde voor zelfbepaling. Dankzij de zelfbepaling wordt autonomie door het individu vormgegeven. Daarvoor is ook een van buitenaf zinvol aanbod nodig om met eigen beslissingen tot een zelfbepaling te kunnen komen.
Autonomie raakt aangetast bij een gebrek aan zelfkennis omdat die gevolgen heeft voor onze zelfbepaling. Daardoor kan een zelfbedrog ontstaan waarmee we overtuigingen bewust vasthouden die nimmer bevestigd zijn of worden.
Zelfbepaling nodigt uit tot innerlijk leerproces
Begrippen als zelfkennis en zelfbepaling zijn in onze tijd complexer dan we mogelijk veronderstellen. Zelfkennis en -bepaling zijn leerprocessen die niet worden ondersteund dankzij self-tracking technieken en lifelogs. Die technieken registreren enkel wat buiten ons gedrag is. Daarmee veranderen we als handelende subjecten in observatoren van gedrag. Zo ontstaat ‘zelfverdinglijking’ waarmee we ons van onszelf vervreemden.
Literatuur
Beate Rössler, ‘Autonomie – Een essay over het vervulde leven’, Boom uitgevers Amsterdam, 2018
Annotatie
Drs. Leander P. Tijdhof, ‘Een kaartenhuis van autonomie’, http://haptonomiehaptotherapie.com/2018/11/07/een-kaartenhuis-van-autonomie/, Kennisweb haptonomie, Stichting Kenniscentrum Haptonomie Hapsis Utrecht (7 november 2018)